1.) SCHOOL = ONGEZOND.
Natuurkinderen spelen en leren de hele dag in de natuur en zijn nooit ziek. Schoolkinderen in onze Westerse
maatschappijen leveren ongetwijfeld een deel van die natuurlijke gezondheid in: in plaats van zonneschijn zitten zij de gehele
dag in donkere klaslokalen, in plaats van frisse lucht en beweging krijgen zij binnen veelal muffe, bedompte en vervuilde
lucht (verkeer) en ontwikkelen benen die niet gewend zijn tien kilometer te lopen. Evenmin leren zij de natuur zoals zij zich
manifesteert niet kennen, en ontwikkelen veelal een afkeer van de onherbergzaamheid en weinig sensationele wereld van open
lucht en vegetatie, en een hang naar culturele overrelativering met de daarbij behorende ongezonde levensstijl. Tevens komen
uw kinderen op school in contact met mensen van allerlei allooi. Het heersende prestatie-beleid zal evenmin bijdragen tot
een evenredige en gerelateerde kijk op het bestaan en zijn oorsprong en betekenis. Op zich is het systeem school en scholing natuurlijk niet onjuist, alhoewel de betreffende
leerstof welhaast altijd een punt van dispuut en discussie zal blijven. De hoeveelheid en kwaliteit kunnen wel meer nadelige
dan voordelige gevolgen voor het opgroeiend kind inhouden. Over het algemeen zal de 40-urige schoolweek plus thuisstudie op
den lange duur een teveel aan nadelen voortbrengen, en is het lucratiever om de heksenketel van school, maatschappij en studie
te ontwijken en wanneer het tot de mogelijkheden behoort zelf het leven (en al wat er te leren valt) in te delen onder begeleiding
van wijze raad en eigen interesses en vaardigheden.
2.) LEERSTOF EN HEERSENDE OPVATTINGEN.
Het mag duidelijk
zijn dat dat wat wij onze kinderen leren door ons gekend en erkend wordt. Dat een en een twee is is weinig discutabel, maar
dat sexualiteit bv. er is om nageslacht te scheppen stuit op tegenargumenten vanuit de wereld der homosexuele medemens. Of
er een god bestaat, en of we na ons verscheiden naar de hemel of naar de hel gaan, hangt af van ons geloof en wat we als kind
hebben geleerd en zijn bijgebracht. Zo zal de school nimmer bijdragen aan de ontwikkeling van het zelf denken van onze
kinderen over zaken als geloof en levensopvatting, en verworden zij tot de jongeren wiens 'mening' klakkeloos een nabootsing
is van de heersende opvatting en gewoontes van de gevestigde orde. Zo zal een jongeling bij de confrontatie van iets dat hij
niet kent en nog nooit gezien heeft ervan overtuigd zijn met iets geks van doen te hebben, omdat hij geconfronteert wordt
met iets dat hij niet geleerd heeft, en omdat hij niet geleerd heeft dat iets wat nieuw en onbekend is niet meteen minder
en afkeuringswaardig is! Als volwassene zal hij of zij dat meestal niet vanzelf aanleren. Maar tevens zal de leerstof van
het onderricht zijn aangepast aan de behoefte van de maatschappij en de werkgevers waarin de student leeft. Economisch gewin
staat bij de school die wordt gefinancieerd door de gemeenschap natuurlijk voorop, en bijvoorbeeld sport en creativiteit horen
niet bepaald bij de directe economische belangen van de gemeenschap. Zaken die bij de leraar niet bekend zijn of waar de leraren
het niet mee eens zijn worden niet aan het kind voorgelegd. Daarnaast staat het kind onder hevige druk van prestatiedrang
en wedloop. Het mag duidelijk zijn dat het natuurlijk ritme van de kinderen en hun rechten sterk in het geding komen en
de vrije ontwikkeling van het individu, geboren in onze maatschappij, niet aansluit op de schoolresultaten en het gedrag in
en buiten school om. Zo is het schoolsysteem een uitstekende methode voor de ongeletterde boerenkindertjes in de tijd van
Karel de Grote, maar een groot obstakel in de ontwikkeling van het kind anno 2002.
3.) DIPLOMA EN MAATSCHAPPIJ
Onze maatschappij is in de eerste plaats een economische samenleving,
niet een sociale of psychologische. Daarom moet men zich ervan gewissen dat het volgen van een opleiding, net als een betaalde
baan, inleveringsvermogen vergt. Omdat met een juiste opleiding geld te verdienen valt, en daarvoor een offer moet worden
gebracht, is voor het volgen van school (voor kinderen alswel voor volwassenen)
eenzelfde opgave vereist, en leveren we levenskwaliteit in ruil voor informatie (de leerstof), ten einde geld te krijgen om
daar wederom levenskwaliteit mee te kopen. Wanneer nu met het geld dat we krijgen en we met een bepaalde opleiding kunnen
verrichten minder levenskwaliteit kunnen kopen dan dat we met lessen volgen, studie en arbeid en de tijd dat we andere zaken
hadden kunnen doen ervoor moesten inleveren, zijn we op den duur duurder uit dan wanneer we niet hadden hoeven te sloven en
in ongezonde situatie's met mensen die we misschien liever niet in onze buurt hadden gehad en welzekers een slechte invloed
op ons hebben, en zouden we dus beter -goedkoper- uit zijn geweest wanneer we niet gestudeert/gewerkt hadden, maar direct
van het leven -met weliswaar minder geld- hadden genoten. Ik ben altijd een nogal creatieve, kunstzinnige geest geweest. Als kind bleek dat doordat het weinige, dat me op school interesseerde, de
creatieve vakken betrof. Handenarbeid en vooral tekenen (waar ik altoos de beste van de klas in was!) hadden al mijn aandacht,
maar ook geschiedenis en Nederlands boeiden me meer dan school zelf. Zo verscheen er rond het jaar 1970 bij ons in de Pius
X-school te Wassenaar eens een zangleraar voor de klas. In een opwelling moet de zich toen hoogstwaarschijnlijk allerzins
progressief beschouwende schoolleiding bij zichzelf hebben bedacht, dat het best wel eens positief zou kunnen zijn voor de
nog prille en ongeschonde kinderlijfjes om, naast al dat geestelijke voer dat ze toch in zovele mate tot zich moesten nemen,
iets creatiefs te leren en laten doen, dat, zoals rekenen en taal bijvoorbeeld, niet alleen de maatschappij baatte, maar ook
-en op de lange duur natuurlijk ook die maatschappij- het kind en de persoon van die opgroeiende mens ten goede kwam. Ik
weet nog goed hoe de andere kinderen zijn lessen als een kwelling ondergingen (allicht waren ze al niet meer zo ongeschonden
als kinderen behoren te zijn, want zingen heb ik kinderen toch vaak genoeg graag horen doen), en hoe ik vol bewondering naar
zijn wijze lessen en raadgevingen luisterde. Zo zie ik hem immer helder voor m'n geestesoog uitleggen, dat je, wanneer
je goed wilde zingen, je de bewegingen met je mond moest overdrijven en extra duidelijk moest uitvoeren in plaats van wat
de meesten -en ik tot dan toe ook- doen, namelijk binnensmond zingen. Ik begon me al af te vragen of deze man niet een zeer
belangrijk iets te vertellen had. En dat had hij -weet ik inmiddels- zeker! Of de schoolleiding dat door moet hebben gehad
valt te betwijfelen: hij kwam maar een keer per week een half uurtje voor een klas met dertig kinderen, en ik herinner me
dat-ie na een half jaar of zo onherroepelijk, onaangekondigd en zonder afscheid te nemen of ook maar stil te staan waarom
hij de lessen -die toch zoveel aandacht van mij opwekte- stopte, voor altijd uit ons zichtveld verdween. Klassieke muziek
is zo leerzaam voor kinderen! Ze worden er intellectueler (knapper!) van, minder ongeduldig (en dus minder agressief en a-sociaal,
en dus minder destructief en crimineel) en vooral kunstzinniger van. Onze kultuur en kunstgeschiedenis is rijkelijk gevuld
met talloze onontgronnen waarden die de pedagogie zo schromelijk onbenut laat, dat je je kunt afvragen of die opvoeders zelf
niet eens goed (her-)opgevoed zouden moeten worden, zodat dat de kinderen en de maatschappij van morgen ten goede kwam! Niemand
van de volwassenen die mij omringden (niet de schoolleiding, niet de leiding van het kindertehuis waar ik woonde noch m'n
familie) hebben dat ooit goed begrepen. Ze (incluis de overheid die toch garant staat voor wat op die school en dat kindertehuis
wel/niet gebeurd en zo goed zegt te weten wat goed en slecht voor kinderen is) wisten wel met allerlei kindonvriendelijke
regeltjes een volledig a-vrijzinnig en a-intellectueel regime te scheppen waarin vooral het kind als ongehoorzaam, onhandelbaar
en on- of moeilijk opvoedbaar afgeschilderd werd en zo de eigen gezagsbekwaamheid niet ter discussie kwam en gelegitimeerd
werd, en ons zo onder een ware dwangarbeid (wat school nog immer is: een onbetaalde dwangarbeid!) te kunnen dwingen,
wat niet zozeer onszelf, en onze lichamen en geest ten goede kwam, maar vooral de economische potentie van de staat,
maar onze gezondheid en levenskwaliteiten, de Schone Kunsten en de rijkdommen van onze Westerse cultuur- dat moesten we -als
we geluk hadden- maar zelf uitzoeken! Het lijkt niet meer zo onbegrijpelijk wanneer we onszelf afvragen hoe het komt dat
onze maatschappij, en een groot deel van de wereld, zo mensonvriendelijk en gewelddadig is en zo -op gevoelsniveau- onontwikkeld
is, wanneer we beseffen dat de nieuwe, opkomende generatie's veel meer zijn dan nieuwe arbeidskrachten voor onze economie
die alleen maar goed zijn voor een volgzame houding ten opzichte van de volwassenenwereld, die zonder morren onderhevig dient
te zijn aan onze -onwillekeurig ongezonde, partijdige en vooringenomen en vaak nog selectief toegepaste- regels, die wel de
volwassenen voordelig uitkomen, maar waaraan diezelfde volwassenen niet aan hoeft te voldoen! De overheid echter schuift
dit alles van tafel met nog meer tuchtscholen, jeugddetentie en strenger regime, echter de wetmatigheid van ons gedrag
zal zij niet kunnen ontlopen! Collectief krijgen we de rekening gepresenteerd van een inferieur school- en opvoedingssysteem,
welke, ook bij ontkenning en negatie, ontegenzeggelijk door ons allen betaald moet worden!
|