Ik ben
geen vondeling. Maar tot mijn zesde jaar wist ik niet beter, of ik had geen moeder, net als alle andere kinderen
in het tehuis waar ik woonde, door hun ouders achtergelaten.
Toen ik ouder werd en de situatie in ons gezin beter kon inschatten,
besefte ik al gauw dat ik misschien geen vondeling of wees was, daar mijn echte ouders nog leefden en bekend waren, maar
dat mijn gevoel dat van een thuisloze wees nader stond dan dat wat mijn ouders mij meegaven.
Ik was het negende of tiende kind!
Omdat mijn moeder ons niet kon opvoeden -waarom ze ons dan op de
wereld zette weet ik en waarschijnlijk zij ook niet- kwamen wij al vroeg in kindertehuizen en jeugd-internaten terecht,
wat, achteraf beschouwd, meer op een gevangenisstraf geleek dan het gezinsvervangend tehuis waar het voor door
moest gaan.
Het zou de grondslag worden van een allesomvattende en allesdoordringende
haat tegen mensen in het algemeen en autoriteiten en voogdijraad -die me onschuldig gevangen hielden in die kind-vijandige
omgeving- in het bijzonder.
Een haat welke me nu nog, wanneer ik ook maar de kans had, op de meest
onmenselijke manier alles wat de heterofielen mij als kind hebben aangedaan, zou doen wreken, waarbij misdaden als de Holocaust
en misdadigers als Osama Ben Laden zouden verbleken, wanneer je ze ernaast zou leggen.
Ja; ik voelde me misschien vroeg ongewenst op deze
aarde, en wist al jong hoe feitelijk misdadig, misbruikend en harteloos de heterofielen -die mij met hun ontucht verwekt hadden-
tegen kinderen zijn, maar niemand kan zeggen dat ik geen rechtvaardiging of vergeldingsdrang bezit van het onrecht
dat voortvloeide uit de liefdeloosheid en haat die ik bij deze wezens bespeurde, en een drang deze onverbiddelijk -met een
grote daad, voor eens en voor altijd- van de wereldkaart te kunnen vegen; de heterofielen die onschuldige kinderen als ik
gevangen hielden, ze afbeulden als slaven en verboden onderling de jongensliefde te bedrijven -een marteling die voor
zichzelf spreekt- en je strafte wanneer je niet aan hun onmenselijke eisen voldeed- en dan daar nog een ziekelijk genoegen
in wisten te ontdekken, waarbij mijn haat en wraakzucht jegens hen zou verbleken tot een heilige taak, die ik plichtsgetrouw
voldoen moest, waarvan ik zou genieten omdat wraak nemen op zoveel misdaad net zo bevredigend is als goede sex, maar dat duivelse
genoegen waarmee de hetero's haast pathalogisch mee behept leken te zijn, me volstrekt vreemd was, verbaasd als een kind,
dat voor het eerst een trein of vliegtuig ziet!
Het heeft me altijd meest bevreemd waarom toch al
die mensen zo opgetogen en overmoedig het pad naar de hel volgden.
Hun machtsmisbruik en onderdrukkingssystematiek zouden
hen altoos bijziend maken voor dat ene pad, dat naar de hemel leidt, waar geen onrecht of smart nog komen zal!
Op school was ik een benedenmaatse leerling. Ik was
veel meer bezig met mijn fantasieen en mijn kunst, waarin ik een wereld vond waarmee zich de echte -o zo liefdeloze- niet
meten kon.
In die tijd (ik moet een jaar of twaalf geweest zijn)
heb ik reeds besloten nimmer een carriere of loopbaan te gaan volgen, maar het alles me te laten komen aanwaaien: wanneer
ik in een wereld terecht was gekomen, waarin de liefde die ik voelde zo verdonkeremaand en veracht werd als deze, zou er niets
ter wereld zijn, dat meer waard was dan die liefde en plek waar ik me thuis kon voelen!
Toen ik met een jaar vertraging mijn Middelbare schoolopleiding
behaalde (met de hakken over de sloot; alleen voor Nederlands had ik een hoog cijfer!), en ik van de kostschool verhuisde
naar een kamer in Den-Haag, moet mijn lot al hebben vastgestaan.
Terugbeschouwd heb ik toen wel wat geweten of aangevoeld,
maar lijkt het alsof ik niet anders kon, en grote krachten in en rond mij me als het ware dwongen te doen en laten wat er
uiteindelijk geschiedde: een aanvaring met een maatschappij, welke ontegenzeggelijk net zo bot en liefdeloos was als de hetero's
uit mijn jeugd, zo niet nog wat erger!
Deze zieke samenleving, die mij reeds als kind met
verdriet en ontbering vertrouwd maakte, als een kalfje met zijn moeder, zou nu ook mijn persoonlijke wereld als volwassene
grondig verknallen en mij zo een wee en heuse marteling aandoen, dat hetgeen wat men mij in mijn jeugd had aangedaan ...inderdaad:
slechts kinderspel was!
Ik weet nog goed hoe ik -het eerste wat ik deed- een speciale camera
kocht om tekenfilms mee te maken. Ik zag mezelf helemaal zitten in mijn studio/atelier, waarin ik kon experimenteren en groeien
en de mooiste dingen kon maken die ik me maar bedenken kon!
Waarom dat allemaal mis is gelopen zal ik dadelijk nog uit de doeken
pogen te doen, ik wil hier alleen graag kwijt dat de heterofiele opvoeders -de autoriteiten- de schuld van alles zijn! (terwijl
zij nu juist al twintig jaar mij beschuldigen en als dader beschouwen wil!)
Wanneer ik ook maar zo een kleine kans heb zal ik het ze allemaal dubbel
en dwars terugbetalen wat ze mij, en ontegenzeggelijk velen met mij, aangedaan hebben.
Toen ik ouder werd en wat meer evenwichtiger, zag ik in dat mijn strijd
tegen de boze buitenwereld een verlorene was, en dat ik mezelf neer zou moeten leggen bij het armlastige feit, dat ik -in
ieder geval niet tijdens mijn aards bestaan- nimmer genoegendoening en eerherstel zal ontvangen, of het zou een godsbeschikking
moeten zijn die mij -enigzins te laat- ontlasten kon! Dan zou diezelfde God toch een verdomd goede reden moeten hebben om
mij eerst -voordat hij me redde- zo verloren te laten lijden!
Men zoue iedere keer dat men terugkijkt op het leven dat achter hem ligt,
zich eigenlijk voor moeten stellen reeds -op dat moment- gestorven te zijn, om waarlijk vast te kunnen stellen, of het leven
dat men leeft zinvol is of niet.
Ik had reeds op jonge leeftijd telkens het gevoel een verstotene, een
dwaler in het land Liefdeloos en Onrecht te zijn, en de pijn en radeloosheid die dat teweegbracht maakte, dat ik al jong fatalistisch
geworden was, en onder het motto: 'alles is toch al verloren' grote fouten gemaakt heb, die anderen -die dat lijden vreemd
waren- niet hebben hoeven te maken.
De andere kant van die ervaringen echter is, dat ik de vuile kant van
de samenleving -de dubbele bodem- duidelijk gezien heb, dus op de hoogte ben van de doortraptheid van de mensen om mij
heen, een werkelijkheid die in geen krant of boek gedrukt stond, maar vele slachtoffers maakt!
Affain, ik zat dus op de Kunstacademioe in 's-Gravenhage, was 17 of 18
jaar en ...eenzaam.
Vrouwen en meisjes -althans de meisjes en vrouwen die ik kende- trokken
mijn belangstelling voor nog geen centimeter: geen trek, mevrouw!
Mannen kon ik beter mee overweg maar sex ...bah!
Ik kon mijn liefde niet kwijt in een heterowereld die zo inferieur
met de gevoelens van anderen -vooral kinderen- omspringt, zoveel leugens hanteert teneinde haar eigen tekortschietende ethiek
te kunnen bedekken tegen het daglicht, dat het niet zien mocht, en daar op een dusdanig psychologisch infantiel niveau zich
manifesteert, dat daar tallozen als onthoofd en gecastreert achter laat.
Zo tevens ik!
Ik heb getekend (oa. tekenfilmpjes), gefotografeerd (ik had toendertijd
een doka en een soort van zelfgebouwde animatietafel met lichtbak en kon dus experimenteren met trucage), bezocht musea (waar
ik me enigszins de algemene kennis van de beeldende kunsten kon toeeigenen), totdat die 'psychose' z'n intrede deed, welke
ik beschrijf op mijn pagina Schizofrenie?
Toen is er iets in me geknakt en heb ik, op een paar werken na - die
alles bij elkaar zeker niet onaanzienlijk in aantal waren- nooit meer getekend. (Een van mijn tekeningen kunt u op de DNH-Strandpagina
bewonderen.)
Wat dat voor iemand betekent die vanaf zijn kindertijd -zolang ik me
kan herinneren heb ik getekend en was gefascineerd in 't beeld- zo graag (en goed) tekende en zeker wist dat-ie later z'n
geld in de beeldende kunst zou gaan verdienen, weten alleen maar mensen die zelf altijd graag getekend hebben.
Toen ben ik begonnen te schrijven. Maar laat ik eerst beginnen met hier
enkele bekentenissen te doen, die ik aan m'n publiek -van toch, zeker gemiddeld, hogere intelligentie dan 't gemiddelde en
de daarbij behorende moraal en zeden- enigzins beschoomd bekennen moet, wanneer ik duidelijk wil maken waarom mijn asperatie's
op een carriere (geld en roem) strandde in een regelrechte geestelijke inzinking, en hoe ik uiteindelijk veel beter en ontwikkelder
daar uit kwam.
Als kind was het leven zonder vriendschappen voor mij een grote
kwelling en kon ik onmogelijk functioneren.
De mensen kunnen (of willen) niet begrijpen dat sex voor kinderen
net zo belangrijk is, en kinderen net zo hevig verliefd en geil en vol verlangen kunnen zijn, en dus ook net zo veel recht
hebben, en zich net zo veel eenzaam en rot voelen wanneer ze onder een opgedrongen celibaat moeten leven, als zij- de
volwassenen. En ik.
Zoals ik reeds hierboven vermelde heb ik door vasthoudende ontbering
al vroeg fatalistische gedachten toegelaten, en zo fouten gemaakt, die ik anders nooit had gedaan, wanneer me al dit onrechtmatigs
bespaard gebleven was.
(wordt vervolgd)
__________________________________D N H________________________________