1.) DE AMBIVALENTIE VAN HET GEZAG.
Eens moet men hebben uitgevonden dat het gemakkelijker was een leider te hebben waar ieder
lid van de groep aan gehoorzaamt en naar wiens instructie's door iedereen geluisterd werd. De jacht op grote dieren waarvoor
samenwerking was vereist verliep succesvoller als er een iemand -die de meeste ervaring of kunde bezat- die vooraf werd aangewezen,
de handelingen der jagers coordineerde, de bevelen gaf, en het overzicht behield over de samenwerking van de verschillende
leden van de groep. Waarschijnlijk had zo iemand zijn positie alleen tijdens de jacht, en werd er een andere leider gekozen
voor andere bezigheden. Pas later moeten er leiders zijn opgestaan die integraal het leiderschap continu droegen, en is het
een voorkeurspositie geworden, waar meerdere groepsleden naar dongen, en zo moet de immoraliteit en het zelfbelang in de a
priori toch respectabele functie van leider of aanvoerder geslopen zijn. Men ging vechten om het bestuursambt en de politiek
was geboren. Maar dat deed de kwaliteit van de kunde en vakmanschap van het leiden van een groep mensen in hun bestaan geen
goed. Immers, iemand die goed vechten kan of bedreven is in politiek, of het imponeren van mensen, hoeft nog lang niet tevens
de gave te bezitten van een groot leiderschap of goed mensenkenner. Juist kinderen vallen ten prooi aan onkundige leiders,
zgn. opvoeders, omdat zij zoveel meer afhankelijker zijn. In onze maatschappij wordt als enige vereist om die leiding over
kinderen op je te nemen, dat men heterofiel is. Dus ieder die van de heteroliefde houdt, en dat zijn er een heleboel, mag
zomaar kinderen op de wereld zetten en de leiding over hun opvoeding op zich nemen. Er wordt bijvoorbeeld niet vereist
dat men de rechten van het kind uit z'n hoofd kent of bepaalde omgangsvormen en levensbeschouwing meester is, en dat werkt
natuurlijk in de hand dat de gezaghebbende positie van de hetero gebruikt wordt ten nadele van het kind en ten bate van de
sexuele behoefte van de heterofiel, welk een vervelende bijkomstigheid heeft: je krijgt er kinderen van. Andere belangen
liggen op economisch, sociaal en psychisch gebied. Dat het onmondige kind en zijn belangen hier in de knel komen mag klaarblijkelijk
zijn. Geestelijke en lichamelijke mishandeling en verwaarlozing zijn het gevolg, terwijl juist hulp, raad en liefde het gezag
over het kind zou moeten kenmerken.
2.) KINDERRECHTEN.
Ik ben niet op de hoogte van de preciese opstelling
van de Algemene Rechten van het kind, maar mag er gerust vanuit gaan dat deze niet verschillen van de Rechten van de mens.
Immers, kinderen behoren niet minder rechten te bezitten dan volwassenen, maar behoeven er ook niet meer te hebben. Ook volwassenen
hebben recht op educatie, zorg als ze dat behoeven en bescherming tegen uitbuiting. Maar ze hebben ook geen minder rechten. Kinderen
hebben evenveel rechten en lijden net zoveel als ze onrecht wordt aangedaan. Dat geldt als het gaat om voedsel, rust, waardigheid
en menselijkheid en sex. Maar hier komt de van huis uit bazige, eigenwijze, onwetende en eventueel oneerlijke en egoistische
volwassene om de hoek kijken. Want hoewel organisaties die zich (zeggen) in te zetten voor de rechten van het kind de bescherming
tegen sexueel misbruik en exploitatie hoog in hun vaandel dragen, krijgt hun houding een bedreigend karakter als je ze vertelt
dat kinderen die nog geen orgasme kunnen krijgen en oudere kinderen wel degelijk behoefte hebben aan sex en sexuele gedragingen.
En dat ze ook lijden aan een tekort wanneer dit recht genegeerd wordt of wordt afgenomen -afgezien van de gevolgen van het
niet kunnen experimenteren met sexualiteit voor het verdere leven. Kinderen hebben ook recht op rust en frisse lucht, iets
dat alle kinderen in de grote steden over de gehele wereld -dus ook in het zogenaamd ontwikkelde en zelfbewuste Westen- wordt
afgenomen ten behoeve van allerlei economische belangen. Dat dit onrecht zich niet ongewraakt laat mag blijken uit de gezondheidstoestand
en levenslengte van de stedeling, en wanneer ik hier gezondheidstoestand noem bedoel ik ook het wijd verbreide a-sociale en
criminele gedrag van kinderen, jongeren en volwassene in (grote) steden. Het recht echter op goede scholing wordt door de
economische volwassene maar al te vaak vertaalt met leerplicht, wat een fatale vergissing is. Leerplicht heeft niets met rechten
te maken en is alleen maar in het belang van de maatschappij, niet in dat van het kind. Tevens tast de leerplicht het recht
aan van de ouder die zijn kind liever anders opvoedt. Kinderen moeten zich ook kunnen bevinden waar zij zelf willen. In Nederland
wordt iemand waar het kind buiten de ouderlijke macht de nacht doorbrengt aangeklaagd voor ontvoering, wat een duidelijke
inperking is van de rechten van het kind te zijn waar het zelf verkiest.
3.) TEVREDENHEID VERSUS A-SOCIAAL
GEDRAG.
Wanneer we tevredenheid definieren als synoniem voor rechtvaardigheid en ontevredenheid als die van onrechtvaardigheid,
valt gemakkelijk af te leiden dat ontevredenheid en a-sociaal gedrag (lees in opvoederstaal: ongehoorzaamheid) het gevolg
is van langdurige onrechtvaardigheid en tekortkomingen, en dat kinderen uit een evenwichtige omgeving minder impulsen hebben
tot sensatiezucht, overdreven hang naar afleiding en onrust, dan kinderen die in onredelijke, liefdeloze omstandigheden zijn
grootgebracht. De opvoeders echter hanteren allemaal verschillende en tegenovergestelde regels en wetten, wat zowiezo al impliceert
dat er vele onredelijke en onmenselijke (eigenlijk: onkinderlijke) en dus onrechtvaardige situatie's zijn waarin miljoenen
kinderen en tieners zuchten. Ik zei het al in hoofdstuk 1; in onze maatschappij (en in vele anderen, mn. arme naties) heb
je geen speciaal brevet nodig om leiding over kinderen te krijgen. Integendeel: de kinderen zijn het gevolg van een heel andere
relatie en situatie: nl. die van twee hetero's die verliefd zijn op elkaar. Ze zijn niet verliefd op de kinderen. En weten
van opvoeding vaak niet meer dan de autoritaire of ongeschikte opvoeding die ze zelf genoten hebben, een volwassen gedrag
welke is overgeerft uit een tijd, waarin kinderarbeid bijvoorbeeld heel gewoon was en kinderen onmondige, kleine wezentjes
waren die het niet pastten een eigen wil te hebben en al helemaal niet dezelfde rechten hadden als de volwassenen. Ouders
die zelf als kind zoveel onrecht hebben moeten ondergaan, zijn dat de juiste personen om de leiding over kinderen te nemen?
Weten zij, wat kinderrechten zijn en weten zij hun eigen belangen opzij te zetten voor 't wel en wee van hun zo afhankelijke
en eigenlijk weerloze individutjes? Maar we kennen in Nederland naast de ouderlijke macht ook de voogdij en daarnaast het
gezag van allerlei mensen die beroepsmatig daarvoor zijn aangenomen, zoals schoolmeesters, groepsleiding enz. En tenslotte
kan iedereen in bepaalde situaties kinderen gebieden of verbieden dingen te doen of te laten. Dat zijn een heleboel politieagenten
waar je naar moet luisteren, met allemaal hun eigen belangen, en die stuk voor stuk zouden weten wat de werkelijke rechten
van de jeugd zijn, terwijl er zelf vaak zo onredelijk veel van ze geeist werd toen ze jong waren, en het hen nu veel beter
uitkomt om datzelfde van deze kinderen te eisen ipv. tegen de stroom van de maatschappij in te boksen, die vindt dat kinderen
hun vrije tijd veel te veel moeten inleveren om te studeren wat ze helemaal niet interessant vinden of onbruikbaar voor ze
is, en daardoor een heleboel andere voor het kind belangrijke zaken niet kunnen leren kennen. En wanneer dat kind dan ontevreden
en ongelukkig raakt, en daardoor ongehoorzaam en onhandelbaar wordt, geven al die politieagenten het kind de schuld, ipv.
hun eigen opvoedingsmethodiek te veranderen, en zelf belangen in te leveren voor het welvaren van de jeugd. Ik heb dit
facet van ons falend opvoedingssysteem het kostschoolsyndroom genoemd. Op engelse kostscholen was het een gewoonte dat de
jongste jongens uit de laagste klassen allerlei vervelende klusjes opknapte voor de oudste uit de hoogste klassen en ahw.
als voetveeg gebruikt werden, zonder ook maar enig respect of dankbaarheid daarvoor in de plaats te ontvangen. Wanneer de
jongste na enige jaren studie de oudste waren geworden, deden zij op hun beurd precies hetzelfde en eisden zo respectloos
hun zgn. rechten op, terwijl ze wisten hoe vervelend ze zich zelf gevoeld hadden bij deze vernedering en in feite de ander
ervoor hadden moeten behoeden dusdanig misbruikt te worden. Dat ging generatie's studenten lang door, en als iemand aan
ze vroeg, waarom ze toch zo immoreel en a-sociaal deden, antwoordden zij dat ze immers zelf zo behandeld waren en nu meenden
recht te hebben op weer hun diensten. Dat dit misbruik van macht door autoriteiten van minderjarigen enorm veel negatieve
invloed heeft op a: het persoonlijk leven en welbevinden alsook het gedrag en normbesef van de jeugdige en b; het sociale
en openbare leven direct en indirect de grondslagen en het functioneren van de gehele samenleving, mag hier duidelijk zijn.
Slechte opvoeding is een direct gevolg van het negeren van de elementaire rechten van het kind, hoogst overerfbaar en besmettelijk
en er voor verantwoordelijk dat vele generaties kinderen een falende of geheel geen opvoeding zullen krijgen. Aan de basis
van een gezonde samenleving staat de jeugd. Wanneer die basis zo concequent en regelmatig met onrecht en dus ontevredenheid
en ongeluk wordt gevoedt, kan die samenleving nooit die rechtsbekwaamheid in zich dragen die een maatschappij met een sociale
en psychologische ontwikkeling zo markeert.
4.) OPVOEDING EN GEZONDHEID.
Het mag duidelijk zijn dat een
opvoeding die overheerst wordt door regels en eisen, en waarin de behoeftes van het kind op de tweede plaats, na die van de
maatschappij, de economie en de gevestigde orde, staan, niet erg gezond zijn kan. Wanneer de interesses van ouders en opvoeding
omtrent gezondheid niet verder reiken dan die van de gemiddelde stadsbewoner kan het niet anders dan dat de jeugd die opgroeit
in een maatschappij waarin economisch belang voor die van lichamelijke gezondheid en milieu gaan de sociale gevolgen van een
langdurig negeren van allerlei natuurlijke voorschiften volkomen met zich mee naar buiten draagt. De hele dag in een klaslokaal
zitten is niet erg gezond. We missen dan frisse lucht, zonlicht en lichaamsbeweging. Je twee of meerdere keren per dag door
het (gevaarlijke) verkeer voortbewegen, met zijn uitlaatgassen, lawaai en drukte al evenmin. De stress van school, de prestatiedrang
en de verveling bij leerstof die niet interessant is, alsook het contact met leraren en leerlingen van minder allooi en het
niet kunnen ontplooien van gaven waar de leerling wel plezier aan beleeft compenseren deze tekortkomingen natuurlijk niet.
Daarbij komt nog het desastreuse feit dat de schoolgaande jeugd vandaag de dag verre van gezond eet (zet ze maar eens musli
met water voor. Wanneer ze kokhalsen hebben ze een ongezonde eetgewoonte!), en je kunt je gemakkelijk voorstellen dat wanneer onze
jongsten eenmaal volwassen zijn (21 jr.) lelijk, dom en a-sociaal of zelfs crimineel zijn, of anders wel zelf immoreel autoritair
gedrag vertonen om met de stroming van de maatschappij mee te zwemmen op zoek naar het enige waar armen der geest zich massaal
nog om bekommeren: geld, aanzien en macht. Om vervolgens, als ze al -ziek- de vijfenzestig halen op hun zeventigste te sterven
aan een ziekte die gemakkelijk vermeden had kunnen worden indien ze in hun jeugd gewend waren geweest en erop geattendeerd
werden een gezonde levensstijl te hanteren. De mens kan met de huidige medische kennis gemakkelijk de honderd halen! Maar
daarvoor moet je hem wel leren wat-ie in deze wereld moet doen en laten, anders haalt hij, zoals nu het geval is, net de zeventig.
En dat moet dan gebeuren op een zo vroeg mogelijke leeftijd. Een lichaam dat gewend is aan patat, milk-shakes en hamburgers
en bij lichamelijke inspanning hevig protesteert heeft veel meer moeite een gezonde levensstijl eigen te maken dan een, dat
van jongs af aan een ascetische inslag heeft gekend.
5.) KINDERMISHANDELING EN KINDERSEXUALITEIT.
De laatste
tijd verschijnen er in de media allerlei verhalen over kindermishandeling. Meestal wordt daarmee sexuele kindermishandeling
bedoeld: het publiek maar in ieder geval de journalistiek lijkt hiervoor een enorme belangstelling te hebben aangelegd. Aan
andere soorten van kindermishandeling, die veel vaker voorkomen wordt over het algemeen veel minder aandacht besteed zoals
lichamelijke mishandeling (dit kan varieren van een ferme tik in het gezicht -van iemand die minstens drie maal zo zwaar is-
tot in elkaar slaan en doodslaan toe, maar ook willen moeders hun kinderen wel eens laten stikken of verdrinken.) en geestelijke
mishandeling (geestelijke mishandeling telt een breed spectrum en is veel gemakkelijker voor de dader om ongezien, onopgemerkt
en ongestraft te plegen). Kindersexualiteit hangt nauw samen met onze victoriaanse visie op sexualiteit en haar schaamte
hierover, haar verhullen en haar negeren. Het lijkt geen twijfel dat in deze sfeer de evenzo verholen en onzichtbare geestelijke
mishandeling een dankbare kweekvijver vormt. De maatschappelijke ontkenning van kindersexualiteit heeft alles te maken met
de geest waarin de eigen, persoonlijke sexualiteit als kind in de herinnering bij de volwassen leeft. Omdat men zelf niet
in zijn (haar) jeugd is aangespoord (en aangewend) sexuele relaties aan te gaan, en deze als ze al voorkwamen in het verholene
geschiedde of zelfs soms onprettig en negatief waren, en er over het algemeen wordt aangenomen dat minderjarigen zonder rijpe
geslachtskenmerken fysiek niet in staat zijn sex te plegen en geestelijk geen enkele behoefte of verlangen (kunnen) hebben
en dat sexualiteit uberhaupt slechts is om nageslacht te leveren, heerst er de mening dat sex en pornografie ongeschikt is
voor kinderen tot zestien jaar. Tegelijkertijd heerst er een hetze tegen pedofielen, waardoor de angst van elke volwassene
om van pedofilie valselijk beschuldigd te worden zo hoog is opgelopen, dat enig sympathie met andersdenkenden achterdocht
teweeg brengt. Tenslotte kunnen ouders, leraren en sportinstructeurs ed. ook door kinderen en pupillen valselijk worden beschuldigd,
wat de sfeer rond jeugd en volwassene sexualiteit niet bepaald gemakkelijker erop maakt. In die wereld groeit het kind
op met zijn natuurlijke, al dan niet infantiele verlangens van sexualiteit, nieuwschierigheid en sensualiteit. Er is niets
lichamelijks dat geestelijk zo zijn invloed laat merken als het verlangen naar sexuele vriendschappen. In een samenleving
die wel van hen verwacht dat ze hetero zijn, en al belangstelling voor het andere geslacht hebben, lees wordt opgedrongen,
is het voor velen gemakkelijk hun belangen mbt. kinderen en jeugdigen met lichamelijk, geestelijk, economisch, maatschappelijk
en psychisch misbruik te behartigen. Vooral wanneer de oudere ook nog eens een vanzelfsprekend gezag over het kind heeft.
Het mag duidelijk zijn, dat masturberende kinderen geestelijk enorm lijden aan eenzaamheid en verlangen, die zij in een
wereld vol economisch gewin geheel overwoekerd zien door een algeheel zwijgen over en verdonkeremanen van sexuele relaties. Wanneer
het kind de volwassen leeftijd van 21 jaar heeft bereikt is het klaar voor een sexleven op een compleet infantiel, onvolwassen
en onbevredigend niveau waarvan de vele subversieve scene's en clubs getuigen, die zo welig tieren in den lande.
6.)
AUTORITEIT EN MACHTSMISBRUIK.
In het diepst wezen van elke autoriteit schuilen willekeur, onkunde en eigenbelang samen
met immoraliteit, onwil en machtsmisbruik onder een deken van leugens, kromme redeneringen en onwetendheid en dwang, met het
doel de ondergeschikte psychisch, sociaal en/of economisch uit te buiten en te misbruiken voor het eigen gewin en ideaal. In
principe is de autoriteit een crimineel en a-sociaal, niet degeen die zij vervolgt en veroordeelt, en is de wet voor de onderdrukker
een levensbehoefte, een parasitaire manier om zelf te kunnen overleven, wat bekenmerkt wordt in de velen die al dan niet bij
de overheid hun levensinkomsten hebben of de vele voordelen die het heeft om, zonder morren, met de massa mee te gaan en via
allerzins legale maar vaak immorele, in ieder geval discutabele manieren een veiliggesteld plekje in de maatschappij te behartigen. De
autoriteit leeft van de immoraliteit en criminaliteit van hen, waar hij gezag over draagt en heeft er dus baat bij dat die
immoraliteit en criminaliteit blijft bestaan. Daarom is autoriteit onlosmakend verbonden met machtsmisbruik en zal immoreel
en/of crimineel gedrag nimmer van de wereld verdwijnen zolang er macht en gezag heersen. Werkelijk gezag ligt in kunde
en wijsheid, niet die van de krijgskunst of illusionaire wijsheid, maar in die van de geest en van de liefde! Voor ons
allen die de waarheid willen volgen en de weg naar kennis is het belangrijk te onderscheiden welke autoriteit gezagsbekwaam
is en welke parasitair, welke leidt naar ons eigen welbevinden en bewustwording en welke slechts het belang behartigt van
kortzichtigen en hen, die ver van de weg naar de juiste kennis afgeweken zijn. Ook wijzelf kunnen onbewust of door onwetendheid
of pure angst of egoisme ten prooi vallen aan het anderen provoceren en/of manipuleren en onderdrukken -maar wanneer we weten
en willen; weten dat we door alle causale gebeurtenissen precies gestraft/beloond worden naar hoe wij anderen veroordelen,
en willen: door lijden en afzien (tekortkomen) bereid te veranderen en in te gaan zien, ontkomen we aan dit wereldwijd machtsmisbruik
en vergaan niet in de maalstroom van onwetendheid, illusie en daarmee samenhangend en daaruitvolgend lang en diep lijden. Dat
de opvoeding een belangrijke aantrekkingskracht heeft op immorele, onkundige autoriteiten en gezagsdragers mag hier duidelijk
zijn, de negatieve en desastreuse invloed welke ze heeft op het opgroeiend kind wordt nagenoeg overal onderschat en veelal
over het hoofd gezien. Terwijl men zelf vaak met dreigen en geweld voor het eigen recht staat is men niet in staat kinderen
meer toe te dichten dan de ongehoorzame en onmondige wezentjes die er slechts zijn om te doen wat volwassenen hen opdragen
en het liefst zo snel mogelijk volwassen moeten worden zoals men de kinderen in de negentiende eeuw bezag, terwijl ze, net
zoals volwassenen, eenzelfde recht en hen aangedaan onrechtsgevoel hebben, dat net zo hard gaat protesteren wanneer hij zelf
protesteert, wanneer hij meent dat hem onrecht is aangedaan! Kinderen kunnen natuurlijk niet gaan vechten, maar ze kunnen
wel provoceren en imiteren. Provoceren uit zich in ongehoorzaamheid en a-sociaal gedrag, wat weer dankbaar door het gezag
aangenomen wordt als rechtvaardiging van het eigen -in de eigen ogen natuurlijk foutloos- handelen, en het (overmatig en/of
willekeurig) straffen en vervolgen van het kind of de delinquent. Imitatie van het gedrag van de autoriteit ontstaat wanneer
het kind of de opgroeiende volwassene inziet dat hiermee het eigenbelang en dus het wreken van het door anderen aangedaan
onrecht in het verleden veel rendabeler is, wanneer ze wettig gebeurt, en naar ieders goeddunken. Zo plant onbekwaam gezag
en machtsmisbruik zich generatie op generatie voort en kan op collectief niveau de maatschappij geheel in haar macht krijgen,
doordat massaal a-sociaal gedrag en wetteloosheid of extreem autoritair gedrag en onderdrukking een ongekende devaluering
van het intellectueel niveau en het welbevinden van de samenleving hebben. (wordt vervolgd)
|