Er zijn zoveel mysterie's met ons bestaan als mens, als mensheid
en als onderdeel of geheel van de cosmos verbonden, dat, wanneer we ons daarvan ook maar een voorstelling van proberen te
maken, en de diepte van elk van die mysterie's proberen te peilen, we pas inzien hoe nietig we zijn- als een zandkorrel op
het strand aan de Stille Oceaan: we kunnen ons onmogelijk een voorstelling maken van alle antwoorden op de vragen die ons
omringen.
Gelijk een zandkorrel in de oceaan laten we
ons en ons bewustzijn voortkabbelen in de stroming, en wat we ook doen of pogen- we zijn overgeleverd aan de circel van oorzaken
en gevolg die onze onwetende geest volkomen in haar hand houdt.
Wanneer we ons zouden afvragen waar we vandaan
komen, en waar we naar toe gaan, zouden we ons dan niet eerst de vraag moeten stellen, waarom we willen weten waar we vandaan
komen en naar toe gaan, en waarom niet -bijvoorbeeld- of er een causaal rechtssysteem in de cosmos heerst, die boven
geboorte, leven en dood staat, boven bewustzijn en onbewuste, en vanwaaruit alle op het eerste gezicht zo onrechtvaardig lijden
van onschuldigen op aarde gemakkelijk te rechtvaardigen valt? Of waarom vragen we ons niet af, of onze eigen wil wel een vaste,
op zichzelf staande en direct met onszelf in verband staande mening of inzicht is, en we niet onszelf verblinden met illusie's
en oppervlakkigheden die slechts het resultaat waren van onze voorgeconditioneerde zintuigen?
De meeste mensen zouden niet weten wat ze
zouden moeten vragen wanneer een orakel ze zou aanbieden een levensvraag te beantwoorden. Hoevelen zouden de vraag stellen,
hoe ze alles wat ze zich afvragen -en zelfs meer: wat ze zich niet kunnen afvragen, omdat ze de feiten die als vanzelfsprekend
voorafgaan aan zulke vragen niet kennen- zouden komen te weten en als vraag beantwoord zouden zien?
Essentieel voor ons mensen is, dat wij onze
gedachten hebben en dat andere mensen die gedachten niet kunnen weten.
Wij kunnen, als enige van het dierenrijk,
liegen. (Tenminste, dieren kunnen wel de boel voor hun vijand of opponent belazeren- als men dat als een verlenging van de
kunde van het liegen zou mogen betrachten!)
Maar wanneer we alles zouden weten (iedereen
dus) van elkaar, en we (allemaal) elkaars gedachten zouden kennen (hoe dat ook mogelijk zou zij, immers: er zijn zoveel mensen
met allemaal hun eigen gedachten, maar goed!), zouden we niet meer kunnen liegen en iedereen zou meteen weten wat voor slechts
en immoreel de ander op zijn geweten heeft, en wat voor goed en oprecht! Onze gehele hierarchie zou op de schop gaan, want
plotseling zou iedereen duidelijk kunnen zien, hoeveel ware schuld de misdadiger heeft, en hoeveel onschuld de zgn onschuldige!
Onze houding, die wij totaan het moment waarop
iedereen alles van elkaar zou weten, hebben gebezigd en niet benevens de waarheid ligt, zouden we zelf resoluut met alles
in ons veranderen naar de nieuwe kennis en informatie die wij hebben opgedaan: mensen die voorheen moreel en normbewust leken,
blijken nu veel amoreels op hun kerfstok te hebben, en anderen, waarvan wij dachten dat ze slecht of enigzins afkeurenswaardig
handelden, zouden we plotseling hoogachten naar hun goede daden!
Ons gevoel van recht zou een vreemde wending
verkrijgen: omdat we in het verleden zo rot hebben gedaan tegen mensen, waarvan we onterecht dachten dat ze immoreel waren,
omdat we de waarheid niet kenden, zouden wij dan -om het goed te meken- extra in het zonnetje zetten. En we zouden het niet
kunnen laten onze gevoelens van wraak en afkeur te onderdrukken tegenover degeen die nu veel slechter blijken dan toen ze
ons nog om de tuin leidden!
Wat wij willen en wat wij denken te zijn is
veelal zoveel minderwaardig en amoreel dan we zelf inzien, dat de meeste mensen zich wel heel erg zouden schamen voor de misstappen
en misvattingen die zij gemaakt hebben, wanneer iedereen plotseling, door een godsgeste of een natuurramp, alles van iedereen
zou weten. Zij, immers, zullen beseffen dat hun naasten, waar zij zoveel van hielden en waar zij niet zonder kunnen, maar
waar ze wel veel voor verzwegen, ook alles over hen zouden weten en over hun slechte, immorele daden en gedachtes.
Mijnsinziens bestaat de wereld- dus die waarin
iedereen alles van elkaar zou weten- reeds, alleen zijn het geen levende mensen die haar bevolken. Ik heb eens een droom gehad,
vanwaaruit ik 's-ochtends met spijt uit ontwaakte omdat ze me zo zoet leek, dat ik wel de gehele dag verder had willen dromen,
en waarin een wereld voorkwam, die geheel en al geleidt werd door grote, machtige wezens welke men wellicht het best als 'goden'
zou kunnen omschrijven. En die 'goden', die machtige entiteiten, leefden niet op aarde, maar vulden de uithoeken van het heelal,
vanwaaruit ze alles wat hier op aarde gebeurt, streng dicteerden- hoe nadelig dat ook voor sommige mensen (zoals ikke!) uitkwam-
onverbiddelijk, onbewogen, alsof een hogere wil dit alles had beschikt, en niemand het waagde, om aan Zijn wet en macht te
twijfelen!
In het wakkere bewustzijn van de mens, die
nu op aarde leeft, komt het besef van zulk een wereld niet voor, edoch drukt de wil van deze 'goden' zo volledig op zijn gedrag,
waardoor mag worden gesproken van een latent bewustzijn, een, die men later, wanneer men plotseling behept zou zijn met een
zekere mate van helderziendheid, pas zou herkennen alsof men ontwaakte uit een droom, en dan pas overzicht zou bekrijgen over
alles wat er in onze hersens geschiedde!
Dan zullen wij ons herinneren dat we constant
-latent, dus eigenlijk onbewust (als in een droom)- ons bewust waren van de goddelijke uitvoering van die wil, en dat alles
wat wij deden of dachten totaal onbelangrijk en nutteloos was, ja, zelfs dat onze eigen persoonlijkheid en ziel van niet meer
waarde is als een verdord blad in de herfst in het bos, en dat deze gehorigheid aan een hogere orde een slapend deel
van ons bewustzijn volledig in beslag nam!
Wanneer ik me probeer voor te stellen hoe
deze goden zich manifesteren, en ik de beelden bekijk die mij tijdens die droom als realiteit voorkwamen, kan ik me niet onttrekken
aan de indruk van (zeer) grote, voor het menselijke oog onzichtbare entiteiten, met een bepaalde kleur, dat overal gaten vertoont,
waardoor men als het ware heen zou kunnen kijken.
Het mag duidelijk zijn dat deze goden, vanuit
de positie's die ze in het heelal innemen, alles wat er op aarde en in het heelal
gebeurt volledig in hun macht hebben.
Wanneer je het zou proberen zou je het niet
lukken ze te spreken te krijgen: verstild en onpersoonlijk voeren ze hun plicht uit.
Doch echter zijn ze de mens en zijn ziel niet
helemaal vreemd: het komt mij voor alsof ze, heel lang geleden, hebben gekozen voor deze wereld, zich volledig bewust van
het menselijk leed dat onze planeet regeert daarmee ook een feit werd.
Ik krijg een indruk van een verbond tussen
God en de mens, met deze reusachtige machten als tussenpersoon.
Is mijn fantasie op hol geslagen, of zit er
een kern van waarheid in mijn zienswijze?
Feit blijft, dat ons rechtsgevoel voor een
groot deel uitmaakt hoe wij ons voelen: wanneer we ons onrechtvaardig behandeld voelen, misbruikt of bestolen, voelen we ons
daar vervelend over.
Wanneer we ons rot voelen omdat we slecht
behandeld zijn, zouden we een genoegendoening willen om zo dat onheilsgevoel, dat verdriet, te laten verdwijnen. Wanneer we
op straat worden mishandeld voelen we ons daardoor rot, een gevoel welke verdwijnt wanneer degeen die u mishandelde een hoge
schadevergoeding aan u zou betalen.
Maar we kunnen ons ook op een andere manier
verlost weten van die verdrietige gevoelens over wat anderen ons hebben aangedaan, wanneer we nieuwe feiten gewaarworden.
Wanneer onze dochter sexueel misbruikt is
door de buurjongen mogen we ons daardoor verdrietig voelen, maar zouden we plotseling de waarheid zien, zouden we ook weten
dat onze dochter -en miljoenen andere, o zo onschuldige dochters- zelf vieze dingen met buurjongens willen, uitdagen en eropuit
laten draaien en dat-ie buurjongen zelf helemaal nog nooit naar meisjes gekeken heeft, zou u zich snel heel anders voelen.
Uw dochter is niet misbruikt maar misbruikt
anderen om hen vervolgens van datzelfde misbruik vals te beschuldigen, waardoor u zich misschien nog wel verdrietig voelt
(wanneer je eigen kind een leugenachtige hoer blijkt te zijn!), maar niet meer omdat ze misbruikt is!
Zo komt me de wereld die ik hierboven schilder
duidelijk voor: een stil bestaan waarin vragen en van mening verschillen niet meer bestaan, simpelweg omdat allen die er verblijven
(overleden mensen?) behept zijn met een zekere mate van helderziendheid. Het is daarom een wereld van vrede, zonder verdriet,
pijn, tekortkomingen en dus zonder wraakgevoelens en frustratie.
Doordat de gestorven mens elkaar hun
gedachten zou kunnen lezen (van levenden en van reeds gestorvenen), zou hij, door nieuw verkregen kennis over 'onrecht' dat
hem is aangedaan, deze daden opnieuw interpreteren en zich niet meer onrechtvaardig behandeld voelen. (zie mijn voorbeeld
hierboven van de vader met zijn 'misbruikte' dochter)
(wordt vervolgd)